e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenstebuiten van links: va links (Terlinden) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3
binnenwerk binnen verven: benǝ vɛrvǝ (Terlinden) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9
bisdom bisdom: bisdom (Terlinden) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: bussjop (Terlinden) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gǝbet (Terlinden), stang: štaŋ (Terlinden) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen ringen: reŋ (Terlinden) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bits snauwetig: sjnouwetig (Terlinden, ... ) vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-1-4, III-3-1
bitstang stang: štaŋ (Terlinden) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
blaar blaar: blaor (Terlinden) Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] III-1-2
blaasbalg van het orgel blaasbalg: blaosbalg (Terlinden) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3