21398 |
vreemde (man) |
vreemde, een ~:
enge vréme (Q197a Terlinden)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
32943 |
vregelpaal |
rol:
rǫl (Q197a Terlinden)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kameroat (Q197a Terlinden)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
vruntelik (Q197a Terlinden)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23764 |
vrijdagavond |
vrijdagsavonds:
vriedigsaovends (Q197a Terlinden)
|
De vrijdagavond. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23943 |
vrijdagskost |
vrijdagskost:
vriedeskaos (Q197a Terlinden)
|
Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20316 |
vrijgezel |
jonkman:
joonkmaan (Q197a Terlinden),
vrijgezel:
vriejgezel (Q197a Terlinden)
|
vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
de vreumès (Q197a Terlinden)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19342 |
vrolijk |
spa (du.):
spas (Q197a Terlinden),
spa (du.) hebben:
spas hùbbe (Q197a Terlinden)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaars:
vē̜rs (Q197a Terlinden),
vaarsje:
vē̜rskǝ (Q197a Terlinden),
vaarskalf:
vē̜rs[kalf] (Q197a Terlinden)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|