e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blutsen blutsen: blötsje (Terlinden) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel blutsen: blötsje (Terlinden) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid brobbel: broebel (Terlinden) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
boeket wis: wösj (Terlinden) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3
boerenkool krolkool: krölkuuel (Terlinden), krulkool: krölkuuel (Terlinden) [N Q (1966)]boerenkool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
boerenwormkruid kruidwisbloem: kroedwesj-blómme (Terlinden) Boerenwormkruid (tanacetum vulgare 50 tot 120 cm groot. De stengels groeien rechtop; de bladeren zijn geveerd met langwerpige, gezaagde slippen; de bloemen staan in knoopvormige hoofdjes, vele bijeen in een platte tros, straalbloemen ontbreken, geel gek [N 92 (1982)] III-4-3
boerin boerin: boerin (Terlinden) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
boertig kal: kaal (Terlinden), lage, een -: lèège (Terlinden) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boete boete: boote (Terlinden) Boete [de boes]. [N 96D (1989)] III-3-3
bof bof: bòf (Terlinden) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2