21495 |
griffel |
griffel:
griffel (Q197a Terlinden)
|
een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18880 |
grijnzen |
grijnzen:
griensje (Q197a Terlinden)
|
spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24451 |
grijpen door roofdieren |
snappen:
snappe (Q197a Terlinden)
|
Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18888 |
gril |
inval:
invaal (Q197a Terlinden)
|
een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18884 |
grinniken |
gremelen:
griemele (Q197a Terlinden)
|
lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24732 |
groei, wasdom |
groei:
greui (Q197a Terlinden)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
wassen:
wasse (Q197a Terlinden)
|
groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
wassen:
wasse (Q197a Terlinden)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24594 |
groene berkentak |
rijshout:
rieshaot (Q197a Terlinden)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20778 |
groente |
groente:
greunte (Q197a Terlinden)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|