e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heupjicht jicht: jich (Terlinden) Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] III-1-2
heuvel, kleine hoogte bergje: bergske (Terlinden), knip: knip (Terlinden) een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] III-4-4
hevige slag klats: klaatsj (Terlinden) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiernamaals hiernamaals: t hienaomals (Terlinden) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hijgen snakken: sjnakke (Terlinden) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen rochelen: rèùgele (Terlinden) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hinken hinken: hinke (Terlinden) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hoeden van koeien de koeien spannen: dǝ kø̄ spanǝ (Terlinden), hoeden: hø̄jǝ (Terlinden), omspannen: ømspanǝ (Terlinden) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hōf (Terlinden) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9
hoefijzer hoefijzer: hōf˱īzǝr (Terlinden  [(mv -īzǝrǝ)]  ) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11