e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Terwinselen

Overzicht

Gevonden: 245
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teen teen: tsieë:n (Terwinselen) teen (toon) [DC 01 (1931)] III-1-1
tong tong: tsong, vgl. du. Zunge  tsóng (Terwinselen) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
tornen lostrennen: lostrɛnǝ (Terwinselen) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
vaars vaars: vēǝš (Terwinselen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vals spelen foetelen: foūtele (Terwinselen), gemeen spelen: gemeen spelen (Terwinselen), pfuschen (du.): fousche (Terwinselen), vals spelen: vals spelen (Terwinselen) Term van kinderen: "vals spelen". [BN 03] || Vals spelen (bij kinderen). [BN 03] || Vals spelen. [BN 03] III-3-2
varkenshaar haren (mv.): hǭrǝ (Terwinselen) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkenstrog varkenstrog: vǝrkǝstrǭx (Terwinselen) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
vaste bloedmassa vezelen: vīǝzǝlǝ (Terwinselen) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste uitwerpselen schaapskrenten: šōǝfskrentǝ (Terwinselen) In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] I-12
vaste varkenshuid zwaard: šwat (Terwinselen) De huid die op het varken vast bleef zitten. Woordtypen als "zwaard(s)", "zwaars", "zwoord", "zwoors" komen in de betekenis "harde rand van een snede spek" ook nog voor in een ander verband in het woordenboek. [N 28, 30; monogr.] II-1