e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluit fluit: flôët (Tessenderlo), fluitje: fleutje (Tessenderlo) Fluit. [Willems (1885)] III-3-2
fluiten fluiten: flôëten (Tessenderlo) Fluiten. [Willems (1885)] III-3-2
fluweel, velours velours: flūr (Tessenderlo) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) broek: een floere broek (Tessenderlo) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie gewone merrie: gewuǝn mri (Tessenderlo), kweekmerre: kwiǝkmęrǝ (Tessenderlo) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug zog: zux (Tessenderlo) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi pree (<fr.): prée (Tessenderlo) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fopspeen tutter: tutter (Tessenderlo), tŭŭttər (Tessenderlo) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] || Speen waarop kinderen zuigen, los of op een zuigfles; geef verschil aan tussen een van rubber of een dotje van stof [N 01 (1960)] III-2-2
forsgebouwde koe grove koe: grōvǝ kui̯ (Tessenderlo) [N 3A, 141a] I-11
fortuin maken fortuin maken: em zul fortouwen maoke (Tessenderlo) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1