e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
framboos framboos: framboeës (Tessenderlo) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
franje franje: frãnjǝ (Tessenderlo), fra͂njə (Tessenderlo) Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
frankrijk frankrijk: We hemmen i Fraankrijk gezete (Tessenderlo) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
freesmachine frees: frēs (Tessenderlo) Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.] II-12
fret fret: fret (Tessenderlo) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
fronsen fronsen: fronzen (Tessenderlo) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] III-1-1
fruit bewaren laten lengen: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  lotən leŋən (Tessenderlo), laten rijpen: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  laotə rypə (Tessenderlo), loote rijpen (Tessenderlo), mouten: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  moj‧ən (Tessenderlo) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3
fruit, ooft fruit: frouət (Tessenderlo), froͅət (Tessenderlo, ... ), fruit (Tessenderlo) [ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)] I-7
fruitworm made: maai (Tessenderlo) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
fundament fondatie: fondǭsi (Tessenderlo), fundatie: føndǭsi (Tessenderlo), voet: vūt (Tessenderlo) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9