e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laaggelegen weidegrond broek: bruk (Tessenderlo) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagliggende akker bietenland: bii̯ǝtǝlant (Tessenderlo), lage grond: liǝgǝ gront (Tessenderlo) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker wijer: węi̯ǝr (Tessenderlo), zonk: zoŋk (Tessenderlo), zuŋk (Tessenderlo) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lextǝ (Tessenderlo), zonk: zuŋk (Tessenderlo) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Tessenderlo), boͅt (Tessenderlo), -> een paar botten.  bot (Tessenderlo), Uitspr.: "o"gaat over in "oe". De woorden boetten en getten worden afzonderlijk gebruikt naar gelang de schoenen er aan vast zijn ja of neen.  boetten (Tessenderlo) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laars met sluitriempje bot: bot (Tessenderlo), boͅtə (Tessenderlo) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie bot: bottèn (Tessenderlo), boͅtən (Tessenderlo) laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laatste evangelie t letste evangjillióm?].: leste eevanggeelie (Tessenderlo) Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)] III-3-3
laatste voer laatste wagen: lęstǝ wǭgǝn (Tessenderlo) De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59] I-4
ladderboom leerboom: (mv)  līrbuǝmǝ (Tessenderlo) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13