e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met een voor spitten mee het spit graven: mē ǝt spęt ˲[graven] (Tessenderlo), mee spitten graven: mē spętǝn [graven] (Tessenderlo) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met grote stappen lopen grote stappen zetten: gruuətə stapə zeͅtə (Tessenderlo), klaveren: B.v. vir klavere over t felt.  klāvə[re} (Tessenderlo) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Tessenderlo), bøzǝ (Tessenderlo) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden rijden: rē̜ǝ (Tessenderlo), voeren: vȳrǝ (Tessenderlo) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rē̜ǝ (Tessenderlo) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met staande kar varen met de staande kar rijden: męt˱ dǝ standǝ kār rē̜ǝn (Tessenderlo) Met één paard en twee of drie karren rijden. Als men met twee karren rijdt, haalt het paard met de ene kar een lading bij, terwijl de tweede kar ontladen wordt. Als men met drie karren rijdt, is men, terwijl het paard met een eerste kar onderweg is, op de ene plaats een tweede kar aan het laden en op de andere een derde aan het ontladen. [JG 1a, 1b] I-10
met tegenzin tegen heug en meug: tēgən høx en møx (Tessenderlo) tegen heug en meug [ZND 01 (1922)] III-1-4
met volle zeilen volle zeil: vǫlǝ zãl (Tessenderlo) Gezegd van een molen wanneer alle zeilen bijgezet zijn. Zie ook afb. 44D. [N O, 7f; N O, 7e; N O, 7c; A 42A, add.] II-3
met vollen eggen met/mee banen [eggen]: mē bǭnǝ (Tessenderlo) Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.] I-2
met vuur spelen met vuur spelen: mee vuur spele is gevaoërlijk (Tessenderlo), met vuur spelen is gevaarlijk (Tessenderlo) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2