e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miauwen janken: jaŋ’ə (Tessenderlo), miauwen: miauwə (Tessenderlo) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: deze middag (Tessenderlo), medag (Tessenderlo), tə middag (Tessenderlo), meest"; zie ook "noen  mĭĕdàch (Tessenderlo), noen: deze noen (Tessenderlo), nun (Tessenderlo), tə noen (Tessenderlo), dn؉n"; zie ook "middag  nōēn (Tessenderlo) middag [RND], [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje doen dutje doen: `n dytjn dun (Tessenderlo), noenstond doen: noenstond doen (Tessenderlo) een middagdutje doen [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middagdutje doen (b) hij is verteren: [?]  hij is verteren (Tessenderlo) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middelste kegel negenman: de negeman (Tessenderlo, ... ), uil: dən aouəl (Tessenderlo) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelvinger middelste vinger: middelste vinger (Tessenderlo) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard lijf: lɛ̄f (Tessenderlo), romp: rump (Tessenderlo), singel: seŋǝl (Tessenderlo) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden banden: banǝ (Tessenderlo  [(enk bánt)]  ), dombanden: dombãnt (Tessenderlo), speekbanden: spijǝk˱banǝ (Tessenderlo) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middengang: medəgāŋk (Tessenderlo) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenregel tussentravers: tøsǝtravęjǝr (Tessenderlo) Elk van de horizontale planken tussen de onder- en bovenregel van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26e; monogr.] II-9