e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus neus: n"s (Tessenderlo), neus (Tessenderlo), nø:s (Tessenderlo, ... ), nø̜s (Tessenderlo) Het voorste deel van een klomp. Zie ook afb. 257. [N 97, 37] || neus [ZND m] || Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)] II-12, III-1-1
neus (spotnamen) gevel: gevel (Tessenderlo), gevəl (Tessenderlo), gēvəl (Tessenderlo), lange gevel (Tessenderlo), pompoen: poͅmpun (Tessenderlo), tomaat: tomat (Tessenderlo, ... ) een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen tip: tep (Tessenderlo, ... ) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neuskotten: nøskotər (Tessenderlo), nøskoͅtər (Tessenderlo) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋk (Tessenderlo) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusvleugel neusvleugel: n"svl"gəl (Tessenderlo), neusvleugel (Tessenderlo) neusvleugel [N 10b (1961)] || Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)] III-1-1
nicht nicht: nĭĕcht (Tessenderlo), nécht (Tessenderlo) nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2
nier nier: nir (Tessenderlo), nīr (Tessenderlo) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niet niet: nīt (Tessenderlo) Het gedeelte van de hoefnagel dat na het afknippen enkele millimeters boven de hoef uitsteekt en omgeslagen wordt in de uitholling die met behulp van de onderkapper is vervaardigd. [N 33, 372] II-11
niet afgegraven hoogveen ongeturfde wei: ongǝtørfdǝ wa (Tessenderlo) Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b] II-4