e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nylonkous nylonkous: nöloonkèùse (Tessenderlo), nølōŋkøͅs (Tessenderlo) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
o.l.v.-hemelvaart onze-heer-hemelvaart: os- hier - hemelvoart (Tessenderlo) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2
oester oester: oĕster (Tessenderlo) oester [Willems (1885)] III-2-3
offerblok offerblok: oͅfərbloͅk (Tessenderlo) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergeld offergeld: oͅfərgēͅlt (Tessenderlo) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes beetje: bitske (Tessenderlo), even: effen (Tessenderlo), eventjes: efə⁄əs (Tessenderlo), ps. letterlijk overgenomen.  effəs (Tessenderlo), ogenblikje: oegeblikske (Tessenderlo) een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)] III-4-4
okkernoot noot: neute (Tessenderlo), okkernoot: naar Pâque  hokkernoten (Tessenderlo) I-7
oksaal doksaal: e schoewen doksaol (Tessenderlo), hoogzaal: e schoen hoegsaol (Tessenderlo), e schoewen hoewegsaol (Tessenderlo), e schoewen hoewegzaol (Tessenderlo), e schoeën hoeëgzaol mee en nief ergel (Tessenderlo), e schun hugzoal (Tessenderlo), een schoeien hoeëgzaal (Tessenderlo), ə schuən huəchsaol me‧ ə nīf ələgər (Tessenderlo), oksaal: e schoon oksaol (Tessenderlo), oͅksōͅl (Tessenderlo) Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksel oksel: oͅksəl (Tessenderlo), oͅksəls (Tessenderlo) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1
okselstuk okselgeertje: ǫksǝlgi-jǝrkǝ (Tessenderlo) Vierkante lap, dubbel gevouwen in de vorm van een driehoek, die in een hemd onder de oksel zit en dient om de mouw van onderen met het lijf te verbinden. [N 62, 11c; N 62, 34c] II-7