e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spanzaagarmen bogen: bōgǝ (Tessenderlo) De twee korte, verticale delen waartussen het zaagblad door middel van de stelknoppen ingespannen wordt. De armen dienen bij sommige spanzagen ook als handvat. Zie ook afb. 18. [N 53, 8e; N I, 1 add.] II-12
spartelen spartelen: spettelen (Tessenderlo) Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)] III-1-2
spat koespat: kui̯spat (Tessenderlo), soufletten (fr.): suflętǝ (Tessenderlo  [(beenverdikking)]  ), spat: spat (Tessenderlo), spatbolletjes: spatbǫlǝʔǝs (Tessenderlo), spatknie: spatkni (Tessenderlo) Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j] I-9
spatader spanader: spano:ər (Tessenderlo), springende ader: springende aoëren (Tessenderlo) spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)] III-1-2
spatten dratsen: dratsǝ (Tessenderlo) Verf uit laten spatten door met de kwast tegen de linkerhand of tegen een klophout te slaan. Spatwerk wordt onder meer toegepast om pleisterwerk te verlevendigen. [N 67, 79] II-9
speciebord plakspaan: plɛkspǭn (Tessenderlo), voegbak: vūx˱bak (Tessenderlo) Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.] II-9
speeksel tuf: tuf (Tessenderlo), tyf (Tessenderlo) speeksel [ZND 07 (1924)] III-1-1
speeksel uitspuwen spuwen: spɛəvə (Tessenderlo), tuffen: tøfə (Tessenderlo, ... ) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelkaart kaart: en kohut (Tessenderlo) kaart [GTRP (1980-1995)] III-3-2
speen tutter: tuter (Tessenderlo) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)] III-2-2