e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spotnaam voor hoge hoed stoofbuis: Stoofbuis.  stofboͅys (Tessenderlo) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spouw spouw: spē̜jǝf (Tessenderlo), spǫw (Tessenderlo) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9
spouwanker spouwehaakje: spē̜jǝhǭkskǝ (Tessenderlo), spouwhaak: [spouw]hǭk (Tessenderlo  [(id)]  ) Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.] II-9
spouwmuur spouwmuur: spǫw[muur] (Tessenderlo) Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.] II-9
spreeuw spreeuw: sprieëf (Tessenderlo), spriəf (Tessenderlo), spri‧əf (Tessenderlo) spreeuw [Willems (1885)], [ZND 07 (1924)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
spreken, praten klappen: hɛ ka vlams klapən (Tessenderlo), klappe (Tessenderlo), klapən (Tessenderlo), spreken: ni haard sprijëken (Tessenderlo), nie het spreken (Tessenderlo) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
sprenkelen met de wijwaterkwast kwispelen: kwispele (Tessenderlo), wijwateremmer: wééwaoterémmer (Tessenderlo) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
springen springen: springe (Tessenderlo), springen (Tessenderlo, ... ) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier var: vār (Tessenderlo) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sprinkhaan sprinkhaan: prinkhāōn (sic) (Tessenderlo) sprinkhaan [Willems (1885)] III-4-2