e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tekenen (een) uitslag maken: nǝn øtslax mǭkǝ (Tessenderlo) ksitęjkǝnǝ L 271; een constructietekening maken: ęjn kǫnštrøksitęjkǝne [N 53, 205a] II-12
telen, verbouwen kweken: kwiǝʔǝn (Tessenderlo) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
temperen verf oproeren: vɛrǝf˱ uprȳrǝ (Tessenderlo) Het vermengen van de droge verfstoffen met olie. [N 67, 26a] II-9
ten offer gaan ten offer gaan: ten offer gaon (Tessenderlo) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] III-3-3
tepel deem: dēm (Tessenderlo), tepel: tepel (Tessenderlo), tēpǝl (Tessenderlo), tet: tɛt (Tessenderlo) Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)] I-9, III-1-1
tepel, tet tepel: tēpǝl (Tessenderlo), tet: tɛt (Tessenderlo) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
terpentijn terpentijn: tɛrpǝtē̜n (Tessenderlo), tɛrǝmǝtǭ.n (Tessenderlo) Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.] II-9
terpentine white spirit: wajt speret (Tessenderlo) Algemene benaming voor de verschillende vervangingsmiddelen van terpentijn zoals benzine, benzol en toluol. [N 67, 17b] II-9
terugdraaibeveiliging, keervang pal: pal (Tessenderlo) Terugdraaibeveiliging aan het vangwiel die moet verhinderen dat de wieken en de as in de omgekeerde richting draaien. Zie ook afb. 57. In l 265 werd daartoe een ketting aan de roe gelegd. De keervang bestaat uit een scharnierende stut die met twee of drie kammen in de kammen van het vangwiel past en is bevestigd op de daklijst van de steenrechtzijde in de standerdmolen of op het linker voeghout in de Hollandse molen. De kammen van de stut of pal zijn zō afgeschuind dat de pal bij het rechts draaien wordt opgelicht. Bij het terugdraaien van het gevlucht grijpt de pal in de kammen van het kamwiel waardoor dit stopt. [N O, 35c-e] II-3
terugvliegen teruggaan: trøx˱gǭn (Tessenderlo) Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c] II-6