e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolster van een noot bolster: bolster (Tessenderlo) bolster (van) [ZND 33 (1940)] III-2-3
bomen bodemen: byjǝmǝ (Tessenderlo) Het diepe gedeelte van de groeven, het bodemsel, scherpen. [N O, 34f] II-3
bomen, zijwangen wangen: waŋǝ (Tessenderlo) Elk van de zijstukken van een trap, waarin de treden ofwel worden ingelaten ofwel worden ingekeept. Bij trappen waarvan de bomen niet gelijk van vorm zijn onderscheidt men de buitenboom en de binnenboom. De boom langs de wand van het trapgat wordt doorgaans de buitenboom genoemd, de vrijstaande de binnenboom. Bij een spiltrap met kwartslag zijn drie trapbomen aangebracht. De rechte binnenboom van een dergelijke trap wordt voorboom genoemd, de boom waarin de treden van het eindkwart zijn ingelaten, kleine boom. Zie ook afb. 68. [N 55, 100; N 55, 101a-c] II-9
bomgat, spongat bomgat: bumgat (Tessenderlo) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont als apart kledingstuk pels: een pels (Tessenderlo), ne pels (Tessenderlo, ... ), ne pèls (Tessenderlo), nə pels (Tessenderlo), nə pɛls (Tessenderlo) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan blauw en grauw slaan: blāf ɛɛn grāf Xəslaogən (Tessenderlo), blauw en paars slaan: blaat en peis geslaogen (Tessenderlo), paars en blauw slaan: peies en blaa(i)t geslaogen (Tessenderlo), peijəs en blaat geslaogə (Tessenderlo), peijəs en blaat gəslaogə (Tessenderlo), peəs en blaaf gəslogən (Tessenderlo) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: nøzduk (Tessenderlo) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop roodbont (bijvgl. nmw.): rōtbǫnt (Tessenderlo) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte specht, specht specht: speͅxt (Tessenderlo) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
bontkraag pelsen kraag: pelsekraag (Tessenderlo) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3