e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winkelkorf beurs: eu kort  beus (Tessenderlo), kabas: een kabas (Tessenderlo), kabas (Tessenderlo), ən kabas (Tessenderlo), net: e nèt (Tessenderlo), een net (Tessenderlo, ... ), net (Tessenderlo) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: (w)eene (Tessenderlo), winne (Tessenderlo, ... ), winne(n) (Tessenderlo), winnen (Tessenderlo), winə (Tessenderlo) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [Willems (1885)], [ZND m] III-3-2
winterkleren winterklederen: winterklederen (Tessenderlo) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterkoninkje winterkoninkje: winterkeuningske (Tessenderlo) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
wintertros wintertros: wentǝrtrǫs (Tessenderlo) De kogelvormige tros van bijen die dicht op elkaar de winter doorgaan. [N 63, 54b; N 63, 54a] II-6
wintervoedsel voerhonig: vuǝrhø̜nex (Tessenderlo) Voedsel, meestal bestaande uit gesmolten suiker met water, dat vóór de winter aan de bijen wordt gegeven in de plaats van de hen ontnomen honing. Vroeger gaf men de bijen ook wel een speciale honing, de voederhoning of stamphoning. Een minimum-voorraad van ongeveer 15 kg per krachtig volk is wel vereist. [N 63, 109a; Ge 37, 193; monogr.] II-6
wintervoor wintervoor: wentǝr[voor] (Tessenderlo) Met de wintervoor bedoelt men de voren die in het najaar zodanig geploegd worden, dat de akker in de winter goed kan uitvriezen. Dat kunnen brede en ondiepe voren zijn, die de voorlopig onder te ploegen mest bedekken, maar ook de walletjes die ontstaan wanneer men telkens twee voren tegen elkaar ploegt. Met de in dit lemma vermelde termen wordt niet alleen het voortype bedoeld maar ook - wat vooral voor de meervoudsvormen geldt - het geheel van voren die men met het oog op de winter geploegd heeft, de op wintervoren geploegde akker zelf. Voor het (...)-gedeelte van de varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 59a; N 11A, 113d + 137 m; monogr.] I-1
winterwortelen poten: puǝtǝ (Tessenderlo) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wipneus wipneus: wepn"s (Tessenderlo), wepnøs (Tessenderlo), wipneus (Tessenderlo), wipneusje: wipneusje (Tessenderlo) een klein neusje [ZND 39 (1942)] || een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wippen wippen: (w)eepe (Tessenderlo) wippen [GTRP (1980-1995)] III-3-2