e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doffer, mannelijke duif duiver: dowɛvər, nən (Tessenderlo), kobber: koͅpər (Tessenderlo), kubber: keupper (Tessenderlo), kueper (Tessenderlo), køpər (Tessenderlo) duif, mannetje [Goossens 2a (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokteren meesteren: meesteren (Tessenderlo) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
doldraaien niet trekken: ni trɛkǝ (Tessenderlo) Gezegd van een schroef die doordraait in het hout zonder zich met de schroefdraad vast te hechten. Dit kan worden veroorzaakt door het feit dat de schroefdraad versleten is of omdat het schroefgat te wijd geworden is. [N 53, 153d] II-12
dolle kervel dolle kervel: dǫlǝ kē̜rǝvǝl (Tessenderlo), kervel: kɛrǝvǝl (Tessenderlo), wilde kelver: weldǝ kęlǝvǝr (Tessenderlo), wildə kɛləvr (Tessenderlo) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dom dom: doͅm (Tessenderlo), dum (Tessenderlo) Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] III-3-3
dommekracht domme kracht: dumǝ kraxt (Tessenderlo), krik: krøk (Tessenderlo), winde: wen (Tessenderlo) Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219] II-11
dompelen in het water steken: woater steken (Tessenderlo), water steken: woater steken (Tessenderlo, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: doonderbeskes (Tessenderlo) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: donderen (Tessenderlo, ... ), dondərən (Tessenderlo, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderwolk donderkop: donderkop (Tessenderlo), onweerswolk: onweerswolk (Tessenderlo), toren: ps. of bedoelt invuller dondertoren?  toren (Tessenderlo), zwarte wolk: een zwette wolk (Tessenderlo) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4