24729 |
esdoorn |
esdoorn:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
esdoorn (K353p Tessenderlo)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
30353 |
espagnolette |
basculeslot:
báskølslot (K353p Tessenderlo),
espagnolette:
spanjǝlɛt (K353p Tessenderlo)
|
Toestel waarmee een draairaam gesloten kan worden. Het bestaat uit een vierkante of ronde staaf die in het midden als heugel is bewerkt en waarop het aan de kruk zittende rondsel werkt. Door het overhalen van de kruk bewegen de delen van de staaf zich naar elkaar toe. In gesloten toestand bevinden de uiteinden van de staaf van de espagnolette zich in aan de boven- en onderdorpel van het kozijn bevestigde ogen. [N 54, 95; monogr.]
II-9
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ete (K353p Tessenderlo),
ŏten (K353p Tessenderlo),
ééʔə (K353p Tessenderlo),
ête (K353p Tessenderlo),
êten (K353p Tessenderlo)
|
eten [RND], [Willems (1885)], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
afval:
afval (K353p Tessenderlo),
overschot:
overschoot (K353p Tessenderlo)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
mataeri (K353p Tessenderlo)
|
etter [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
23610 |
evangelie |
evangelie:
eevanggeelie (K353p Tessenderlo),
tweede lezing:
twédde leezing (K353p Tessenderlo)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
zwing:
zweŋ (K353p Tessenderlo)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
ēvi (K353p Tessenderlo)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
30150 |
ezelsrug |
ezelsrug:
ēzǝlsrøx (K353p Tessenderlo)
|
Een uit metselstenen vervaardigd en aan weerszijden enigszins overstekend, kapvormig bovendeel van een muur. Zie afb. 43. [N 31, 43a; monogr.]
II-9
|
20172 |
familie |
familie:
#NAME?
fa͂mĭĕlīē (K353p Tessenderlo),
of moederskant
familie van moederszijde (K353p Tessenderlo)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)] || verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|