18236 |
halssnoer |
pareling:
peerling (K353p Tessenderlo)
|
Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
26234 |
halssteen |
baansteen:
bǭnstijǝn (K353p Tessenderlo)
|
Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4]
II-3
|
33927 |
halster |
halchter:
hɛlǝxtǝr (K353p Tessenderlo),
halster:
halstǝr (K353p Tessenderlo),
stalhalchter:
stalhɛlǝxtǝr (K353p Tessenderlo)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
30798 |
halve huid |
band:
bãnt (K353p Tessenderlo)
|
De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3]
II-10
|
30799 |
halve rug |
band:
bãnt (K353p Tessenderlo)
|
Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b]
II-10
|
29826 |
halve steen |
halve steen:
hálǝvǝ stī̄jǝn (K353p Tessenderlo)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
31129 |
halvezool |
halvelap:
halǝvǝlap (K353p Tessenderlo)
|
Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a]
II-10
|
18482 |
halvezool [wld ii.10, p. 60] |
halvelap:
Gewoonlijk mv. hàlleve làppe.
nən hàlləvə làp (K353p Tessenderlo)
|
Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
hesp (K353p Tessenderlo)
|
hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
31947 |
hamerhuis |
kot:
kǫt (K353p Tessenderlo)
|
Het gat voor de hamersteel in de kop van de hamer. Zie ook afb. 85. [N 53, 126f]
II-12
|