e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halssnoer pareling: peerling (Tessenderlo) Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)] III-1-3
halssteen baansteen: bǭnstijǝn (Tessenderlo) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halster halchter: hɛlǝxtǝr (Tessenderlo), halster: halstǝr (Tessenderlo), stalhalchter: stalhɛlǝxtǝr (Tessenderlo) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve huid band: bãnt (Tessenderlo) De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3] II-10
halve rug band: bãnt (Tessenderlo) Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b] II-10
halve steen halve steen: hálǝvǝ stī̄jǝn (Tessenderlo) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halvezool halvelap: halǝvǝlap (Tessenderlo) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halvelap: Gewoonlijk mv. hàlleve làppe.  nən hàlləvə làp (Tessenderlo) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
ham, hesp hesp: verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  hesp (Tessenderlo) hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
hamerhuis kot: kǫt (Tessenderlo) Het gat voor de hamersteel in de kop van de hamer. Zie ook afb. 85. [N 53, 126f] II-12