30165 |
holronde voegspijker |
ronde voeger:
rondǝ vugǝr (K353p Tessenderlo)
|
Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.]
II-9
|
31852 |
holschaaf |
ronde schaaf:
rōnǝ sxǭf (K353p Tessenderlo)
|
Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.]
II-12
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (K353p Tessenderlo),
wesp:
ook in ZND 01, a-m
wesp (K353p Tessenderlo)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (K353p Tessenderlo),
klotje:
klətjən (K353p Tessenderlo)
|
kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hont (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
hŏnd (K353p Tessenderlo),
hoͅnt (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo),
hoekje op de o in plaats van een streepje
hōͅnd (K353p Tessenderlo)
|
hond [Goossens 1b], [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskot:
hōnskoͅt (K353p Tessenderlo),
hoͅnskoͅt (K353p Tessenderlo),
hoͅntskoͅt (K353p Tessenderlo)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
huŋər heͅmə (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongerig:
huŋərech (K353p Tessenderlo)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
28557 |
hongervolk |
arme bijen:
ɛrm bi-jǝ (K353p Tessenderlo)
|
Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d]
II-6
|
28524 |
hongerzwerm |
hongerzwerm:
huŋǝrzwɛrm (K353p Tessenderlo)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|