e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofdkussen kopkussen: kopkussen (Tessenderlo, ... ), koͅpkøsən (Tessenderlo), kussen: kussen (Tessenderlo), kysən (Tessenderlo) hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 02 (1923)], [ZND 17 (1935)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis luis: lowes (Tessenderlo), loweze (Tessenderlo), lōəs (Tessenderlo), loͅu̯əs (Tessenderlo), lâës (Tessenderlo), genoteerd onder ZND m  lōͅəs (Tessenderlo) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis [Willems (1885)], [ZND A2 (1940sq)], [ZND m] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdpijn koppijn: koppijn (Tessenderlo, ... ), mijn kal doet zeer: mɛnə kai du ziər (Tessenderlo) Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] || ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
hoofdplaat ijzeren lat: ē̜zǝrǝ lat (Tessenderlo) De hoofd- of zijplaat, ook wel tegenzool of grondweerplaat genoemd, is een terzijde van de ploegzool aangebrachte ijzeren plaat, die niet alleen als versterking van de ploegzool dient, maar ook en vooral de wand van de voor moet glad strijken om te verhinderen dat deze afbrokkelt en er aarde in de ruimte van het ploeglichaam valt. Soms stond deze plaat van boven in verbinding met de ploegboom. Sommige van de onderstaande termen worden ook in het lemma PLOEGBOOMBESLAG aangetroffen. Ze lijken vooral op de versterking van de poegzool te wijzen. I-1
hoofdstel halchter: hɛlǝxtǝr (Tessenderlo), kopstuk: kǫpstøk (Tessenderlo) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoofdtooi van communiemeisjes voile (fr.): vuəjl (Tessenderlo) Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)] III-3-3
hoog tijd hoog tijd: hoeəg tijd (Tessenderlo), hoogtijd (Tessenderlo), tijd: tijd (Tessenderlo) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogdag hoogdag: er zen 4 hoogdaogen (Tessenderlo), er zen vier hoeəgdaogen (Tessenderlo), er zijn vier hoeəgdage (Tessenderlo) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogliggende akker hoge grond: huǝgǝ gront (Tessenderlo), patattenland: pǝtętǝlant (Tessenderlo) De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4] I-8
hoogmis hoogmis: de hoemis (Tessenderlo), de hoewemis (Tessenderlo), du.əchmis (Tessenderlo), du.əmis (Tessenderlo), də huwəməs (Tessenderlo), də huəmis (Tessenderlo), də hyməs (Tessenderlo), hoewemis (Tessenderlo) De hoogmis [hoeëmès, hoegmès, hómmes?]. [N 96B (1989)] || Hoe heet de gezongen mis van de zondag? [ZND 38 (1942)] || hoogmis [RND] III-3-3