e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jasje van het zwarte pak jas: jas (Tessenderlo) jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jassenvoorschoot: jasse vöschoewet (Tessenderlo), jasəvø̄sXuwət (Tessenderlo) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jenever jenever: jenever (Tessenderlo), snevel: sjənevəl (Tessenderlo) jenever [ZND 01u (1924)] III-2-3
jeugd, jongelieden jeugd: jeugd (Tessenderlo), jonge jongens: jŏĕngə jŏĕngəns (Tessenderlo), jongemannen: joen(g)e mannen (Tessenderlo), jŏĕngə mannə (Tessenderlo), kleine jong, de -: klain joeng (Tessenderlo) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] || jongelieden; grote (opgeschoten) jongens en meisjes [ZND 11 (1925)] III-2-2
jeuken jeuken: jø`ən (Tessenderlo), tjøͅkt (Tessenderlo), ychə⁄ən (?) (Tessenderlo) jeuken [ZND 01 (1922)] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht flerecijn: flərəsɛ:n (Tessenderlo), jicht: jicht (Tessenderlo, ... ) jicht [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  joeng (Tessenderlo), jonk (Tessenderlo), jŏĕng (Tessenderlo), klein: znd 1 a-m; znd 27, 46;  klaan (Tessenderlo) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  joeng (Tessenderlo), jonk (Tessenderlo), jŏĕng (Tessenderlo), klein: znd 1 a-m; znd 27, 46;  klaan (Tessenderlo) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2
jong dat pas kan vliegen vlug: vløch (Tessenderlo) Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen stokverens: Ze hebben -.  stòkfērəs (Tessenderlo) Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2