18205 |
kraag |
kraag:
kraag (K353p Tessenderlo),
kraoch (K353p Tessenderlo),
kro:x (K353p Tessenderlo),
krǭx (K353p Tessenderlo)
|
Deel van een kledingstuk. De omgevouwen of opstaande rand langs de halsopening van een jas, japon, overhemd enz. [N 62, 31c; MW; monogr.] || Hoe noemt U: de kraag [N 62 (1973)] || kraag [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
II-7, III-1-3
|
18678 |
kraag van een kraagmantel |
pelerine (<fr.):
grote of kleine pellerine (K353p Tessenderlo)
|
kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18271 |
kraagmantel |
pelerine (<fr.):
pellerine (K353p Tessenderlo)
|
kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30235 |
kraagsteen |
steunsteen:
stø̄nstijǝn (K353p Tessenderlo)
|
Een in de muur gemetselde, uitstekende steen waarop het uiteinde van de latei rust. [N 32, 15c; monogr.]
II-9
|
17562 |
kraakbeen |
kraakbeen:
kro:kbi.ən (K353p Tessenderlo)
|
kraakbeen [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
pareltjes:
pɛ.rəlkəs (K353p Tessenderlo)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kraam:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kraom (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
20146 |
kraamverzorgster |
goeiwijf:
goeiweief (K353p Tessenderlo)
|
Moderne, niet gediplomeerde verpleegster; benaming voor de vrouw die gedurende een aantal dagen na de bevalling moeder en kind verzorgd? [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
kr˙ān (K353p Tessenderlo)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraon (K353p Tessenderlo),
kru‧nəkroͅ:n (K353p Tessenderlo),
(geen fon doc.)
kroenekraan (K353p Tessenderlo)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)]
III-4-1
|