33680 |
lage, natte zandgrond |
zure grond:
zūrǝ grǫnt (K353p Tessenderlo)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30067 |
lagenmaat |
afschrijvers:
afsxręjvǝs (K353p Tessenderlo),
maatverdeling:
mǭt˲vǝrdijǝleŋ (K353p Tessenderlo)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
30068 |
lagenverdeellat |
maatlat:
mǭtlat (K353p Tessenderlo),
meetlat:
mēʔlat (K353p Tessenderlo)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
31215 |
lagerkussen |
kussen:
køsǝ (K353p Tessenderlo),
lagerblok:
lǭgǝrblǫk (K353p Tessenderlo)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|
30707 |
lakken |
lakken:
lakǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met lak of vernis bestrijken, waardoor een glanzende oppervlakte wordt verkregen. [N 67, 66c; monogr.]
II-9
|
18351 |
lakschoen |
verlakte schoen:
verlakte schoenen (K353p Tessenderlo),
vərlaktə sXun (K353p Tessenderlo)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lam (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo),
lammetje:
lámǝkǝ (K353p Tessenderlo),
lɛmǝkǝ (K353p Tessenderlo),
schaapje:
sxapkǝ (K353p Tessenderlo)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] || lam (kreupel) [ZND m] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lámǝ (K353p Tessenderlo)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wik (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
wīk (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|