30711 |
beitsen |
beitsen:
bē̜tsǝ (K353p Tessenderlo),
sappen:
sapǝ (K353p Tessenderlo)
|
Hout kleuren met behulp van beits. [N 67, 66h; monogr.]
II-9
|
24301 |
bek |
bek:
bek (K353p Tessenderlo),
muil:
mōēl (K353p Tessenderlo),
mōͅəl (K353p Tessenderlo),
niet verder opgenomen; alleen fon. varianten
muil (K353p Tessenderlo),
smoelbakkes:
smoel-bakkes (K353p Tessenderlo)
|
bek [Willems (1885)] || muil [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
19963 |
beker |
beker:
bēkər (K353p Tessenderlo)
|
beker [ZND m]
III-2-1
|
21514 |
bekeuren |
pakken:
gəpakt (K353p Tessenderlo),
pa-ə (K353p Tessenderlo),
pakke (K353p Tessenderlo),
pakken (K353p Tessenderlo),
proces maken:
ɛ preces maoken (K353p Tessenderlo),
proces-verbaal doen:
proces-verbael doen (K353p Tessenderlo)
|
beboeten [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (K353p Tessenderlo),
moule:
mø̜ ̞l (K353p Tessenderlo)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
29051 |
beleg |
passement:
pasmɛ̃nt (K353p Tessenderlo)
|
Stuk stof waarmee sommige delen van een kledingstuk ter versterking belegd worden of het stofdeel dat gebruikt wordt om de rafelkanten van een kledingstuk af te werken op plaatsen als de hals, het armsgat en sluitingen voor en achter. Er worden drie categorieën beleg onderscheiden: beleg op vorm, aangeknipt beleg, dat in wezen een soort beleg op vorm is, en schuingeknipt beleg (Het Beste Naaiboek, pag. 192). Een beleg op vorm bestaat meestal uit verschillende stukken die geknipt worden in de vorm van het deel dat ermee wordt afgewerkt. De afzonderlijke stukken worden aan elkaar genaaid, zodat ze een compleet belegstuk vormen dat langs de rafelkant wordt genaaid. Een aangeknipt beleg is een verlengstuk van het kledingstuk. Een schuin beleg is een smalle bies van schuingeknipte dunne stof die in de vorm kan worden gestreken voor het af te werken deel (Het Beste Naaiboek, pag. 192). [N 59, 114a; N 62, 32; Gi 1.IV, 33; MW]
II-7
|
30363 |
belegplaat |
voorplaat:
vørplǭt (K353p Tessenderlo)
|
De voorplaat van een insteekslot waaraan het eigenlijke slot is bevestigd en die op de kant van de deur in het hout wordt vastgeschroefd. Zie ook het lemma 'Insteekslot'. [N 54, 103d]
II-9
|
21600 |
belofte niet houden |
afbreken:
afbreken (K353p Tessenderlo)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
belo-e paosen (K353p Tessenderlo),
bəlo:ə posn (K353p Tessenderlo)
|
Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)] || Beloken Pasen. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
32572 |
bemesten |
bemesten:
bǝmęstǝn (K353p Tessenderlo),
mest indoen:
męst endun (K353p Tessenderlo),
mesten:
męstǝ (K353p Tessenderlo),
męsǝn (K353p Tessenderlo)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|