e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhooggaan omhooggaan: omhoeg gaan (Tessenderlo) Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
omhulsel van het teellid sluif: slǭu̯ǝf (Tessenderlo) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omjagen aanzetten: aanzetten (Tessenderlo), omkloppen: umklǫpǝn (Tessenderlo) Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.] II-6
omslag omslag: ømslax (Tessenderlo), parament: parmǭ (Tessenderlo), pǝrmǭ (Tessenderlo) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7
omslag [wld ii.7, p.82] omslag: ŏĕmslàch (Tessenderlo), parement (fr.): pàrmao (Tessenderlo) Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)] III-1-3
omslagboor zwong: zwum (Tessenderlo) Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.] II-12
omslagdoek (alg.) neusdoek: neusdoek (Tessenderlo) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omwalde akker krom blok: krom blǫk (Tessenderlo), omgewalde grond: omgǝwęldǝ gront (Tessenderlo) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden herleiden: hǝrlān (Tessenderlo) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
omzetten omzetten: umzętǝ (Tessenderlo) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4