17850 |
omhooggaan |
omhooggaan:
omhoeg gaan (K353p Tessenderlo)
|
Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluif:
slǭu̯ǝf (K353p Tessenderlo)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
28617 |
omjagen |
aanzetten:
aanzetten (K353p Tessenderlo),
omkloppen:
umklǫpǝn (K353p Tessenderlo)
|
Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.]
II-6
|
29056 |
omslag |
omslag:
ømslax (K353p Tessenderlo),
parament:
parmǭ (K353p Tessenderlo),
pǝrmǭ (K353p Tessenderlo)
|
Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW]
II-7
|
18429 |
omslag [wld ii.7, p.82] |
omslag:
ŏĕmslàch (K353p Tessenderlo),
parement (fr.):
pàrmao (K353p Tessenderlo)
|
Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
31423 |
omslagboor |
zwong:
zwum (K353p Tessenderlo)
|
Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.]
II-12
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
neusdoek (K353p Tessenderlo)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33651 |
omwalde akker |
krom blok:
krom blǫk (K353p Tessenderlo),
omgewalde grond:
omgǝwęldǝ gront (K353p Tessenderlo)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
34211 |
omweiden |
herleiden:
hǝrlān (K353p Tessenderlo)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
umzętǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|