e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overgevoelig paard (een) krawellige: krǝwɛlegǝ (Tessenderlo  [(licht geraakt)]  ), krikkel: krekǝl (Tessenderlo), schreeuwer: sxrii̯ǝu̯ǝr (Tessenderlo) Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e] I-9
overgronden, voorlakken voorlakken: vørlakǝ (Tessenderlo) Een tweede grondverflaag aanbrengen op het geschuurde en geplamuurde oppervlak. [N 67, 72c] II-9
overhandsen, omslingeren oversteken: ōvǝrstēkǝ (Tessenderlo) Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30] II-7
overhemd hemd: hemd (Tessenderlo) overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
overhoef form: fǫrǝm (Tessenderlo) Verdikking van het kroonbeen boven de hoef. De knobbels op de kroonrand kunnen het gevolg zijn van eigen kroonbetrappeling, verstuiking en misstappen op een oneffen boden, of door betrappeling van andere paarden, vooral bij het draaien op het veld. Als deze beenwoekering groot van omvang is, wordt het kroongewricht stijf en gaat het paard kreupel. Zie afbeelding 14. [N 8, 90m] I-9
overhoekse stand overhoeks: ōvǝrhuks (Tessenderlo  [(rust)]  ) De stand van de roeden in de vorm van de letter x. In l 211 dienden de roeden daarbij geen zeilen te dragen. Zie ook afb. 1 en 5. In l 164 betekende de overhoekse stand ø̄feestø̄, ø̄volksfeestø̄ of ø̄bruiloftø̄ (brølǝft), terwijl in l 330 bij een dergelijke stand bij een feest vlaggen aan de wieken werden bevestigd. Bovendien werden de roeden in de overhoekse stand geplaatst als de molen niet in werking was. Achter de plaatscode is tussen ronde haken de betekenis van de stand in de betreffende plaats vermeld. Daaruit blijkt dat de standen en hun betekenis erg verschillend kunnen zijn. [N O, 8a; N O, 8e] II-3
overhoop halen overhoop halen: overhoep halen (Tessenderlo) Overhoop halen (modden, onderste boven / ondereen / overhoop halen) [N 108 (2001)] III-1-2
overjas (alg.) pardessus (fr.): pardəsy (Tessenderlo), pordessus (Tessenderlo), winterfrak: wi̯ntərfrak (Tessenderlo) herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3
overkoot doorknikken: dø̜rknekǝ (Tessenderlo), overkoot: ǫvǝrkǫt (Tessenderlo) Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m] I-9
overlangs heen en weer eggen [eggen]: [eggen] (Tessenderlo), op zijn lang [eggen]: u ̞p ˲zǝ laŋk (Tessenderlo) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2