e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bezetwissen voetstekken: vūtstękǝn (Tessenderlo) De lange, sterke wissen die men gebruikt om de onderste, verstevigde rand van de mand te vlechten. [N 40, 61] II-12
bezig zijn bezig zijn: zen bessig me (Tessenderlo) bezig zijn [ZND 19a (1936)] III-1-4
bezoek bezoek: bəzy(3)̄k (Tessenderlo) bezoek [ZND m] III-3-1
bezoeken opzoeken: epzuu⁄en (Tessenderlo) Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)] III-3-1
bibberen beven: bēvə (Tessenderlo), bibberen: beͅbrn (Tessenderlo), hij bibbert (Tessenderlo) beven, bibberen [ZND 21 (1936)], [ZND m] || bibberen [ZND m] III-1-2
bidden bidden: beͅd’n (Tessenderlo), bidde (Tessenderlo), bidden (Tessenderlo), bidə (Tessenderlo), ge mət bidden (Tessenderlo) Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Bidden. [ZND 01 (1922)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)] || Het in dezelfde richting met de kop vooruithangen, voordat de bijen aanstalten maken aan te vliegen. [N 63, 35] II-6, III-3-3
bidstoel bidstoel: betstūl (Tessenderlo) Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)] III-3-3
bidstond gebedsuur: gebètsuur (Tessenderlo) Een aanbiddingsuur of bidstonde, aan elk van de wijken of groeperingen van de parochie toegewezen gedurende deze aanbiddingsdagen [bidstond, bèèjstónd, be------nsjtónd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
biechten (gaan) biechten (gaan): (i)  bēch⁄n (Tessenderlo), te biechte gaan: we gən te biechte(n) (Tessenderlo) Biechten. [ZND 01 (1922)] || We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: bextstūl (Tessenderlo) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3