e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastoor pastoor (<lat.): pastu.ər (Tessenderlo), m  nə pastu.ər (Tessenderlo) pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pateen pateen (<fr.): patteen (Tessenderlo) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.ʔər (Tessenderlo) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrēīs (Tessenderlo) patrijs [Willems (1885)] III-4-1
patroon, dessin dessin: dęsɛ̃ (Tessenderlo), dęsẽ (Tessenderlo) Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW] II-7
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): patroen (Tessenderlo), een model - o  nə patrun (Tessenderlo), heilige: m  ne patroewen (Tessenderlo), in de drie gevallen mannelijk.  ne patroewen (Tessenderlo), patroon (naaister) - m  nə patroewən (Tessenderlo) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paumelle paumelle: pumęl (Tessenderlo) Scharnier waarvan de knoop van het ene lid een pen heeft die in een gat van de andere knoop draait, zodat de deur gemakkelijk uitgelicht kan worden. [N 54, 87] II-9
paus paus: de poes (Tessenderlo), de puis (Tessenderlo) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel poten: poete (Tessenderlo), wortelen: naar Pâque  wottele (Tessenderlo) I-7
peer, soorten peer: peer (Tessenderlo), pe͂ͅer (Tessenderlo), pe͂ͅr (Tessenderlo) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] [ZND m] I-7