e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
propolis kit: ket (Tessenderlo), voorwas: vø̜rwas (Tessenderlo) Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.] II-6
proppenschieter klotsbus: kloatsbus (Tessenderlo), klotsbus (Tessenderlo), n klotsbus (Tessenderlo) Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
prostituée hoer: hoer (Tessenderlo) prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)] III-2-2
provisiekast, etenskast broodschap: bruətsxap (Tessenderlo), schap: schap (Tessenderlo), sxap (Tessenderlo), schapraai: schapraoëj (Tessenderlo), sxaprōͅi̯ə (Tessenderlo), sxaproͅu̯əi̯ (Tessenderlo) een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] || voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruik pruik: pruik (Tessenderlo) Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruim pruim: prōͅəm (Tessenderlo) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen knutselen: aan iets bezig zijn, hij zit aan zijn fiets te knutselen (Tessenderlo), kwaadwerk verrichten: kwaaiwerk verrichten (Tessenderlo), nutteloos werk verrichten: nutteloos werk verrichten (Tessenderlo), prullen: prullen (Tessenderlo, ... ), prutsen: prutsen (Tessenderlo, ... ), prutsen - gelijk in beschaafd nederlands (Tessenderlo), prutsə (Tessenderlo) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] III-1-4
prutswerk geknoei: wat e geknoei (Tessenderlo), gesmots: cf. VD s.v. "smotsen"= bemorsen  wat e gesmos (Tessenderlo) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
puimsteen puimsteen: pǫwǝmstijǝn (Tessenderlo) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes brobbels: brubəls (Tessenderlo), puistjes: pəskəs (Tessenderlo) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2