e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raamwerk gebintes: gǝbentǝs (Tessenderlo) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9
raapzaadolie raapsmout: rapsmø̜̄t (Tessenderlo) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd aardig: oͅərex (Tessenderlo), ook materiaal znd 19a, 003  arig (Tessenderlo) zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raat (het) werk: wɛrk (Tessenderlo), raam: (mv)  rāmǝ (Tessenderlo), raat: rōt (Tessenderlo), rǭt (Tessenderlo) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raathoning, tafelhoning raathonig: rǭthø̜nex (Tessenderlo) Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.] II-6
raden geraden: kunde gij da graoën (Tessenderlo), raden: kynə gē də raoən (Tessenderlo) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] III-1-4
radiatorkwast radiateurborstel: radijatø̜jǝrbøsǝl (Tessenderlo) Platte kwast waarvan de haarbundel gevat is in een ijzeren bus die onder een hoek van ongeveer 450 aan de steel bevestigd is. De kwast wordt gebruikt voor het schilderen van radiatoren. [N 67, 43c] II-9
radijs radijs: radijs (Tessenderlo) [ZND 41 (1943)] I-7
radmaker radmaker: rōjmǭkǝr (Tessenderlo), ramaker: rǭmǭkǝr (Tessenderlo), rǭmǭʔǝr (Tessenderlo) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
rafel lodder: WNT: lodder (II), 3) lomp, flard, ook in toepassing op andere waardelooze voorwerpen, vod, lor, prul. In Brab.  lodders (Tessenderlo), pluis: pləssen (Tessenderlo), pluisje: pləskes (Tessenderlo), rafel: raefels (Tessenderlo, ... ), raofəl (Tessenderlo), rǭfǝl (Tessenderlo) Hoe noemt U een rafel? [N 62 (1973)] || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW] || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] II-7, III-1-3