22338 |
ravotten |
laweid maken:
lawaad maken (K353p Tessenderlo),
lawaad maoken (K353p Tessenderlo),
ravotten:
ravoeten (K353p Tessenderlo),
ravoote (K353p Tessenderlo),
ravotte (K353p Tessenderlo),
zeer doffe o
ravotte (K353p Tessenderlo),
rotsen:
Gebruikt als wederwoord in de uitdrukking: rotsen en raveelen. Geh. Tessenderloo. (t Daghet in den Oosten XI, 19)
rotsen (K353p Tessenderlo)
|
Froesselen of worstelen. || Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stoten:
stōͅuwə⁄ə (K353p Tessenderlo),
vooruitstoten:
vərətstuwətə (K353p Tessenderlo)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25933 |
rechte stand |
overeind:
ōvǝrɛn (K353p Tessenderlo
[(in werking)]
)
|
De stand van de roeden als een recht kruis. Zie ook afb. 2. In l 164, l 211 en l 316 was de molen in zoɛn geval na gedane arbeid in rust. Bovendien kon men er in l 316 aan zien dat de molenaar thuis was: dǝ mø̜ldǝr is tus. In het lemma is tussen ronde haken achter de plaatscode opgenomen, welke betekenis de ɛrechte standɛ in de betreffende plaats had.' [N O, 8b]
II-3
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stijve poten:
steͅvə puuətə (K353p Tessenderlo),
stijve stokken:
steͅvə ste⁄ə (K353p Tessenderlo)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33764 |
rechterkant van het paard |
averechtse kant:
ēvǝrɛksǝ kant (K353p Tessenderlo)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
32504 |
rechtopstaande wissen |
staakroeden:
stǭkrujǝn (K353p Tessenderlo)
|
De wissen die het geraamte van het opstaande gedeelte van de mand vormen. [N 40, 50; monogr.]
II-12
|
32507 |
rechtopzetten van opstaande wissen |
omplooien:
umpluwǝn (K353p Tessenderlo)
|
Het rechtop zetten van de ingestoken en omgebogen wissen. Zie ook afb. 275. [N 40, 55]
II-12
|
31401 |
rechtse boor |
rechtsdraaiende boor:
rɛxs˱drǫwǝndǝ bǫwǝr (K353p Tessenderlo)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het rechtsom gedraaid wordt. [N 33, 158b]
II-11
|
17616 |
rechtstaande oren |
varkensoren:
veͅrəkəsuuəgə (K353p Tessenderlo),
veͅrəkəsuwərə (K353p Tessenderlo)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechtverrig (K353p Tessenderlo),
rächfärəch (K353p Tessenderlo)
|
Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|