22501 |
schoepen |
schuine plankjes:
sxø̜̄n plãŋskǝs (K353p Tessenderlo)
|
Plankjes van 12 à 15 mm dikte die in de slagluiken zijn bevestigd. Zij zorgen ervoor dat men in gesloten stand van de blinden de kamer nog kan luchten. De schoepen zijn zo geplaatst dat inregenen wordt voorkomen en het naar binnen kijken wordt belet. [N 55, 68]
II-9
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
sxufǝl (K353p Tessenderlo
[(recent)]
)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
binette:
bǝnęt (K353p Tessenderlo)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|
33782 |
schoft |
schoft:
sxǫft (K353p Tessenderlo)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (K353p Tessenderlo)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders optrekken:
də scheͅiəvərs uptre⁄ə (K353p Tessenderlo),
schēͅjəvərs optreͅ⁄ə (K353p Tessenderlo)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
schôl (K353p Tessenderlo)
|
schol [Willems (1885)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schommel:
schoemel (K353p Tessenderlo),
suur:
een suur (K353p Tessenderlo),
sūūr (K353p Tessenderlo),
ən suur (K353p Tessenderlo),
ən sy(3)̄r (K353p Tessenderlo),
/
suur (K353p Tessenderlo),
trapeze (<fr.):
trapize (K353p Tessenderlo),
naast suur
trapèze (K353p Tessenderlo)
|
Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)], [ZND 14 (1926)], [ZND m]
III-3-2
|
30616 |
schoolbordenverf |
bordenverf:
bǫrdǝvɛrǝf (K353p Tessenderlo)
|
Speciale verfsoort die diepzwart opdroogt, een kalkdof, enigszins ruw oppervlak vertoont en bestand is tegen afwassen met water. [N 67, 29]
II-9
|
21286 |
schoolkinderen |
schooljongen:
sxoljuŋ (K353p Tessenderlo)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|