23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefsaltaar:
sent jōzeͅfsø͂ͅtoͅuər (K353p Tessenderlo)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
sint-jozef:
sent jōzeͅf (K353p Tessenderlo)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22799 |
sint-maarten |
sinte-maarten:
sinte mette (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo),
sinte metten (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
22765 |
sint-maartensvuur |
sint-maartenvuur:
sinte mettevūūr (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2, III-3-3
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sint-pieter:
st piee(ə)r (K353p Tessenderlo),
sinte-pieter:
sentə pitər (K353p Tessenderlo),
sinte pieər (K353p Tessenderlo),
sinte piëter (K353p Tessenderlo),
sintə-pietər (K353p Tessenderlo)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
31245 |
sintelgat, slakkengat |
assenkot:
asǝkot (K353p Tessenderlo),
gruiskot:
grǫwǝskot (K353p Tessenderlo)
|
Het gat onder het smidsvuur waarnaar de slakken en sintels worden afgevoerd. Zie ook afb. 6. In Q 5 werden de sintels langs de bovenzijde van het smidsvuur verwijderd met behulp van de ɛhaardstekɛ. In Q 83 werden de slakken opzij van het smidsbed gegooid en van daaruit vervolgens in een korf. Zie voor het woorddeel kraaien- ook RhWb (IV), kol. 1451 s.v. ɛKreieɛ, "Kohlenschlacke, die Kruste, die das ɛGedecksɛ (Gris) im Ofen bildet, ausgebrannte Kohlen" en Haust, ɛDictionnaireɛ ɛLiégeoisɛ, pag. 176 s.v. ɛcrahêɛ, "morceau de houille incomplètement br√ªlé."' [N 33, 33]
II-11
|
22703 |
sinterklaas |
sintereklaas:
sintereklaos (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
sintərəklaos (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)]
III-3-2, III-3-3
|
30753 |
sjabloneren |
mallen:
malǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het werken met uitgesneden modelvormen. [N 67, 87a]
II-9
|
30754 |
sjabloon |
mal:
mal (K353p Tessenderlo)
|
Stuk bordpapier of dun plaatmateriaal waarin een bepaald figuur of patroon is uitgesneden. Door het uitgesneden gedeelte met verf in te vullen, kan het patroon naar believen worden herhaald. Het spritsmuster (Q 121) werd gebruikt in combinatie met een mondspuit om op wanden een motief aan te brengen. [N 67, 87b; div.]
II-9
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
šəloͅtən (K353p Tessenderlo)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|