e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaglijnen slaglijnen: slaxlę̄nǝ (Tessenderlo) De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71] II-3
slagschei schei: sxāi̯ (Tessenderlo) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slagstempel slagnummer: slaxnømǝr (Tessenderlo) Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b] II-11
slak slak: slek (Tessenderlo), sleͅk (Tessenderlo), släk (Tessenderlo) slak [Willems (1885)] || slak, alg. [ZND 06 (1924)] III-4-2
slakkenhuis karakol: kərəkoͅlə (Tessenderlo), slakkenpotje: slä(ʔ)əpøtjən (Tessenderlo), slaksenpotje: sleksepötteken (Tessenderlo) slakkenhuis [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)] III-4-2
slang slang: slang (Tessenderlo) slang [Willems (1885)] III-4-2
slangboor spiraalboor: sperǭlbǫwǝr (Tessenderlo), vijsboor: vē̜s˱bǫwǝr (Tessenderlo) Een boorijzer voor hout dat uitloopt op een scherpe centerpunt met daaromheen twee voorsnijders en eventueel twee gutsjes. De schacht is voorzien van een enkele of een dubbele spiraal die niet snijdt, maar dient om het boorsel uit het boorgat te verwijderen. Met dit boorijzer kan men zeer nauwkeurig boren. Zie ook afb. 74a. [N 53, 165; N G, 31b; monogr.] II-12
slank slank: slank (Tessenderlo) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)] III-1-1
slappe vilten hoed deukhoed: døkhut (Tessenderlo) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht gekleed persoon slodder: slodder (Tessenderlo) In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] III-1-3