e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snijwonde snap: WNT: snap (I), 2) Uit de bet. hap, beet, heeft zich ontwikkeld die van: snee, jaap.  snap i zənə viŋər (Tessenderlo), snee: snee (Tessenderlo, ... ) snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)] III-1-2
snikken snikken: sne⁄ə (Tessenderlo), snuffen: snøfə (Tessenderlo) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snoepen sneuken: sneuken (Tessenderlo), snø̄ən (Tessenderlo) snoepen [ZND 07 (1924)] III-2-3
snor moustache (fr.): moustache (Tessenderlo), mustas (Tessenderlo) Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)] III-1-1
snotneus snotneus: wanə snoͅtnōs (Tessenderlo), snotsneus: wa ne snotsneus (Tessenderlo) Wat een snotneus! [ZND 07 (1924)] III-1-4
snottebel snotbel: snotbel (Tessenderlo) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snuiten: snutten (Tessenderlo) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuit bakkes: baʔǝs (Tessenderlo), snuit: en groeëte snaoët (Tessenderlo), laŋə sno:ət (Tessenderlo), snōͅuwət (Tessenderlo), snoͅuət (Tessenderlo), snǭǝt (Tessenderlo) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1
snurken snurken: snøͅrə⁄ə (Tessenderlo), snərə⁄ə (Tessenderlo) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soevereinboor chanfreinboor: safrē̜nbǫwǝr (Tessenderlo) Boorijzer voor hout waarvan het snijvlak kegelvormig is en voorzien is van verschillende inkervingen. Bij oudere soevereinboren is het boorijzer plat en onderaan spits uitlopend. De soevereinboor wordt gebruikt om de bovenrand van geboorde gaten kegelvormig af te schuinen. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de kop van een schroef verzonken in het hout worden aangebracht. Zie ook afb. 76 en het lemma ɛsoevereinboor, verzinkboorɛ in Wld II.11, pag. 78-79. Het betreft daar een vergelijkbaar type boorijzer voor metaal.' [N 53, 166; N G, 31e; monogr.] II-12