e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speen tutter: tuter (Tessenderlo) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)] III-2-2
speen van de koe deem: dē.m (Tessenderlo), dēm (Tessenderlo) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Tessenderlo, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Tessenderlo) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3
spel (alg.) spel: e spEl (Tessenderlo), spêl (Tessenderlo) spel [GTRP (1980-1995)] || Spel. [Willems (1885)] III-3-2
speld spelde: spɛl (Tessenderlo) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden vastspelden: fastspɛln (Tessenderlo), vastspeten: vastspeten (Tessenderlo) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen speldenkussen: spęlǝkøsǝ (Tessenderlo), spɛlǝkøsǝ (Tessenderlo) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: ik speel, hij spelt, wij spelen (Tessenderlo), speehle (Tessenderlo), spêlen (Tessenderlo), ⁄k spēl, gɛ. speͅlt, wɛ̄ spēl⁄n (Tessenderlo) Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] || spelen [GTRP (1980-1995)] || Spelen. [Willems (1885)] III-3-2
spenen spenen: spēnǝ (Tessenderlo), vanaf zetten: vanaf ˲zętǝ (Tessenderlo) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperma zaad: zoad (Tessenderlo) Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)] III-1-1