34582 |
sporten |
sproten:
sprōtǝ (K353p Tessenderlo)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
stoofbuis:
Stoofbuis.
stofboͅys (K353p Tessenderlo)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
30098 |
spouw |
spouw:
spē̜jǝf (K353p Tessenderlo),
spǫw (K353p Tessenderlo)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwehaakje:
spē̜jǝhǭkskǝ (K353p Tessenderlo),
spouwhaak:
[spouw]hǭk (K353p Tessenderlo
[(id)]
)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spouwmuur:
spǫw[muur] (K353p Tessenderlo)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprieëf (K353p Tessenderlo),
spriəf (K353p Tessenderlo),
spri‧əf (K353p Tessenderlo)
|
spreeuw [Willems (1885)], [ZND 07 (1924)], [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
klappen:
hɛ ka vlams klapən (K353p Tessenderlo),
klappe (K353p Tessenderlo),
klapən (K353p Tessenderlo),
spreken:
ni haard sprijëken (K353p Tessenderlo),
nie het spreken (K353p Tessenderlo)
|
Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
kwispelen:
kwispele (K353p Tessenderlo),
wijwateremmer:
wééwaoterémmer (K353p Tessenderlo)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17818 |
springen |
springen:
springe (K353p Tessenderlo),
springen (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
var:
vār (K353p Tessenderlo)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|