33780 |
blijvend gebit |
driejaarse tanden:
drɛ̄jǭu̯ǝrsǝ tan (K353p Tessenderlo)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksəm (K353p Tessenderlo)
|
bliksem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
⁄t bliksəmt (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
weerlichten:
het weerlicht (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
31184 |
blikslager |
blikslager:
blękslǭgǝr (K353p Tessenderlo)
|
Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.]
II-11
|
30444 |
blind anker |
blinde anker:
blendǝn aŋʔǝr (K353p Tessenderlo)
|
Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a]
II-9
|
30462 |
blind spijkeren |
blind nagelen:
blent nǭgǝlǝ (K353p Tessenderlo)
|
Zo spijkeren dat de nagels onzichtbaar blijven. Bij houten vloerdelen met messing en groef wordt de nagel daartoe in de messing geslagen. De groef van het volgende vloerdeel dekt de nagel vervolgens af. [N 54, 140]
II-9
|
17683 |
bloed |
bloed:
blu:t (K353p Tessenderlo),
blut (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
blūt (K353p Tessenderlo)
|
bloed [N 10 (1961)], [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-1
|
34097 |
bloedaders |
aders op de uier:
ǭrǝn ǫp dǝn øi̯ǝr (K353p Tessenderlo)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
bluijə (K353p Tessenderlo)
|
bloeden [ZND m]
III-1-2
|
34150 |
bloedgang |
afwerpsel:
āfwørǝpsǝl (K353p Tessenderlo)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|