e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikeroom nabuuroom: cf. WNT s.v. "nabuur  noaeberoom (Tessenderlo) Een ongetrouwde oom, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikeroom, suikeren oom) [N 115 (2003)] III-2-2
suikertante nabuurtante: noaebertante (Tessenderlo) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] III-2-2
suizen van de oren fluiten: floͅuətə (Tessenderlo), tuiten: mənuwərətutə (Tessenderlo) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen sukkelen: sukkelen (Tessenderlo) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] III-1-2
taatspot van de kleine spil pot: po̜t (Tessenderlo) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tabak toebak: da’s zwaoëren toebak (Tessenderlo), da’s zwōaren toebak (Tessenderlo), də’s stɛrə’ən tubək (Tessenderlo) dat is sterke tabak [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabak snuiven een prise-tje nemen: prieske nemen (Tessenderlo), een snuifje nemen: snoͅfkə ne:m⁄n (Tessenderlo), snuiven: e.a. opgaven  sno͂ͅ:əvən (Tessenderlo) snuifje nemen [ZND 07 (1924)] || tabak snuiven [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabərnōͅkəl (Tessenderlo) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tack oppinsemencetje: uppensǝmãnskǝ (Tessenderlo), semence: sǝmãnsǝ (Tessenderlo), semencetje: sǝmānskǝ (Tessenderlo) Het kleine, puntige, kantige taaie spijkertje met betrekkelijk grote kop, dat onder andere gebruikt wordt om het bovenleer voorlopig op de zool vast te maken, totdat die met pekdraad geregen is. Tacks zijn er in diverse maten. Volgens de informant van K 353 zijn semences heel kleine, scherpe, vierkantige spijkertjes met of zonder kop. Tack is een Engelse benaming. Het meervoud tacks wordt door de schoenmaker wel eens als een enkelvoud ge√Ønterpreteerd. Vandaar dat er meervoudsvormen voorkomen als taksǝ en tksǝ. De tacks van verschillende lengten en ook wel andere spijkertjes zoals steekstiften, rivets en haknagels, worden in een speciale, draaibare tacksenbak bewaard. Deze komt men bij veel schoenmakers tegen. Zie afb. 15. [N 60, 202b; N 60, 202c; N 60, 101; N 60, 201a; N 60, 235; N 60, 235a] II-10
tafel tafel: tōͅfəl (Tessenderlo), toͅfəl (Tessenderlo), toͅu̯fəl (Tessenderlo) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || tafel [ZND m] III-2-1