e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitschieten de katten beginnen te botten: dǝ katǝ bǝgenǝ tǝ botǝn (Tessenderlo) De in bundels gebonden, gesorteerde grauwe wissen worden in het najaar met de onderzijde in water of in een modderige greppel gezet. Het ɛuitschietenɛ is het in het voorjaar uitlopen van twijgen op de geplante bussels. Het uitschieten zorgt ervoor dat de schors van de wis los gaat en eenvoudig verwijderd kan worden. De uitloper zelf wordt in Neeritter (L 321) scheut (šø̄t) genoemd.' [N 40, 25] II-12
uitslaan (de) uitslag maken: øtslax mǭkǝ (Tessenderlo), uitslag maken: øtslax mǭʔǝ (Tessenderlo) Een tekening maken op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de meetwerktuigen, pag. 75.' [N G, 20a] || Vóór het maken van een trap een plattegrond ervan op ware grootte tekenen, bijvoorbeeld op een schot of op de vloer. Met uitzondering van de rechte steektrap wordt voor iedere trap altijd een plattegrond getekend. [N 55, 95a] II-12, II-9
uitslag uitslag: øtslax (Tessenderlo) Een tekening op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de vaktaal van de timmerman.' [N G, 20b] II-12
uitslag onder de neus uitslag: uitslag (Tessenderlo) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)] III-1-2
uitsliepen uitlachen: ĭmant aotlachən (Tessenderlo), uitsliepen: iemand ötslippen (Tessenderlo) Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)] III-3-2
uitsoppen uitsoppen: øtsǫpǝ (Tessenderlo) De verfpot helemaal leegverven. [N 67, 64c] II-9
uitspannen uithalen: øthǭlǝ (Tessenderlo), uitspannen: ø̜tspanǝ (Tessenderlo) De klompen na bewerking van de binnenkant uit de heulbank halen. [N 97, 96] || Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10, II-12
uitstalling van het allerheiligste uitstelling: ötstèlling (Tessenderlo) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitstekende delen van de trekschei pinnen voor de hachten: penǝ vø dǝ haxtǝ (Tessenderlo) De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c] I-13
uitvoerder meestergast: męstǝrgast (Tessenderlo) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9