20646 |
varkensvet |
liesvet:
līsvɛt (K353p Tessenderlo),
varkenvet:
vɛrəəəveͅt (K353p Tessenderlo),
vet:
vɛt (K353p Tessenderlo)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
33396 |
varkenswei |
uitloop:
ø.tluu̯ǝp (K353p Tessenderlo)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
32411 |
varshaak |
vessemmes:
vęsǝmmęs (K353p Tessenderlo)
|
Gereedschap dat dient om aan de binnenkant van de klomp de hak en de hakbodem glad te maken. Het snijdende gedeelte van de varshaak is enkele centimeters breed, is aan beide zijden aangescherpt en in een cirkel rondgebogen. Soms heeft het ook heeft de vorm van een van boven platgedrukt vraagteken. Het houten handvat van de haak is ongeveer 30 cm lang. Zie ook afb. 247. [N 97, 23; A 29a, 9; Bakeman 9; monogr.]
II-12
|
18427 |
vaste boord |
boordje:
boorəkən (K353p Tessenderlo),
colletje (<fr.):
kolleke (K353p Tessenderlo)
|
Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
eigene van de mis:
et éégenen vanne mis (K353p Tessenderlo)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutels:
kø̄ʔǝls (K353p Tessenderlo),
stront:
stront (K353p Tessenderlo)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (K353p Tessenderlo),
krøp (K353p Tessenderlo),
kręp (K353p Tessenderlo
[(thans)]
)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelōaved (K353p Tessenderlo),
vastenavond:
vastənoͅ.vənt (K353p Tessenderlo),
vàs-n-nòvnt (K353p Tessenderlo)
|
t Is Vastenavond. [ZND 08 (1925)] || vastenavond [RND] || Vastenavond. [Willems (1885)]
III-3-2
|
26650 |
vat |
vat:
vat (K353p Tessenderlo
[(10 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vat (K353p Tessenderlo)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|