19625 |
verfkwast |
verfborstel:
vɛrǝf˱bøsǝl (K353p Tessenderlo)
|
Haarbundel die met behulp van touw, een ijzeren ring of een ijzeren of koperen bus aan een steel bevestigd is. De verfkwast wordt gebruikt voor het opbrengen en uitstrijken van verf. Het haar is meestal varkens- of runderhaar, voor speciale doeleinden ook dassehaar, marterhaar of eekhoornhaar. De invuller uit Q 111 noemt bovendien ook nog visotterhaar en runderoorhaar, dat gebruikt werd voor kwasten voor fijn werk. [N 67, 30a; N 67, 32; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
couche:
kuš (K353p Tessenderlo),
laag verf:
lǭx ˲vɛrǝf (K353p Tessenderlo)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
29579 |
verfpot |
verfpot:
[verf]pǫt (K353p Tessenderlo)
|
Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(verf)-' het lemma 'Verf'. [N 67, 53a; monogr.]
II-9
|
30660 |
verfrol |
verfrol:
vɛrǝfrǫl (K353p Tessenderlo)
|
Rol, draaibaar aan een handvat bevestigd, om verf mee aan te brengen. [N 67, 46a]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfroemmele (K353p Tessenderlo)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
30666 |
verfspuit |
schilderpistool:
sxeldǝrpestōl (K353p Tessenderlo)
|
Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.]
II-9
|
30625 |
verfzeef, zeefdoek |
zeefdoek:
zē̜x˱duk (K353p Tessenderlo)
|
De zeef of het doek waarmee velletjes en grove korrels uit de bereide verf gezeefd kunnen worden. De verfzeef bestaat gewoonlijk uit een trechter met afneembaar onderstuk, waardoor men de zeef, die uit fijn neteldoek is vervaardigd, kan verwisselen. [N 67, 27d]
II-9
|
30272 |
vergaring |
kop:
(mv)
kǫpǝ (K353p Tessenderlo)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vegeet-mij-nietje (K353p Tessenderlo),
vergeet-me-nitje (K353p Tessenderlo),
verget mə nie(t)jə (K353p Tessenderlo)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zij:
zei (K353p Tessenderlo)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|