18166 |
weer genezen |
aan de eet:
own den eet (K353p Tessenderlo),
weer te poot:
weeje te poewet (K353p Tessenderlo)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wēͅjərbəstəl (K353p Tessenderlo),
weͅiərbəstəl (K353p Tessenderlo)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weerlicht (K353p Tessenderlo)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wēər (K353p Tessenderlo)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
moeilijk paard:
mui̯ǝlǝk pɛ̄i̯ǝt (K353p Tessenderlo),
sterk in het bakkes:
stɛrǝk in t baʔǝs (K353p Tessenderlo)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroet:
weeschegroet (K353p Tessenderlo)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23719 |
weesgegroetkralen |
kleine bolletjes:
klaan bollekes (K353p Tessenderlo)
|
De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21247 |
weg |
weg:
jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen (K353p Tessenderlo),
waex (K353p Tessenderlo),
wɛx (K353p Tessenderlo)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen [ZND 46 (1946)] || weg [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33698 |
weg over het erf |
karspoor:
karspoor (K353p Tessenderlo)
|
Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111]
I-8
|
30734 |
wegdassen |
dassen:
dasǝ (K353p Tessenderlo)
|
Kwaststrepen in pas aangebrachte verf met behulp van een daskwast wegwerken. [N 67, 76b]
II-9
|