34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (K353p Tessenderlo)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
32541 |
wit werk |
wit werk:
wet wɛrǝk (K353p Tessenderlo)
|
Vlechtwerk dat van witte wissen gemaakt wordt. Zie ook het lemma ɛwitte wissenɛ.' [N 40, 22]
II-12
|
30657 |
witkwast |
blokker:
blǫkǝr (K353p Tessenderlo),
witborstel:
wet˱bøsǝl (K353p Tessenderlo)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
33479 |
witte aalbes |
sint-jansbessen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
sint-janzbēzən (K353p Tessenderlo)
|
witte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
20654 |
witte kool |
witte kool:
wetə kuələ (K353p Tessenderlo),
witte koewel (K353p Tessenderlo)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akərmeͅnəkə (K353p Tessenderlo),
kwikstaart:
kwikstaet (K353p Tessenderlo),
kwikstet (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornetje (<fr.):
koͅrntšə (K353p Tessenderlo)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
pijpjeskoof:
pepkəskuəjf (K353p Tessenderlo)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18656 |
witte muts met linten |
pijpenmuts:
pēpəmøts (K353p Tessenderlo)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
trekmuts:
trekmøts (K353p Tessenderlo)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|