30207 |
zolderbalk |
zolderbalk:
zoldǝrbalǝk (K353p Tessenderlo)
|
Balk die van muur tot muur loopt en de basis vormt voor het gebint. Zie ook afb. 49d. [N 54, 164]
II-9
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
hooikot:
[hooi]kǫt (K353p Tessenderlo),
schelf(t)kot:
sxɛlǝftkǫt (K353p Tessenderlo)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamer:
zoͅldərkømər (K353p Tessenderlo)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
omslag maken:
umslax mǭkǝ (K353p Tessenderlo),
zomen:
siǝmǝn (K353p Tessenderlo),
zoom maken:
zi-jǝm mǭkǝ (K353p Tessenderlo)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28546 |
zomerdracht |
zomerdracht:
zōmǝrdraxt (K353p Tessenderlo)
|
De periode van de zomer waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50b is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in de zomer honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In de zomer vliegen de bijen op de dan bloeiende vruchtbomen, heesters, zomerbloemen, lindebomen, de vuilboom, klaversoorten, acacia, boekweit, bramen, kastanjebomen, korenbloemen, herik, liguster, weidebloemen, zonnebloemen, asperges, reseda en serradelle. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50b]
II-6
|
28643 |
zomerhoning |
zomerhonig:
zōmǝrhø̜nex (K353p Tessenderlo)
|
Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.]
II-6
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
Pellerine.
peͅlərin (K353p Tessenderlo)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerklederen:
zomerklederen (K353p Tessenderlo)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagskleedsel:
’s zondagskleedsel (K353p Tessenderlo)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
goede voorschoot:
goeie vöschoewet (K353p Tessenderlo),
gujə vø̄sXuwət (K353p Tessenderlo)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|