e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonder voor spitten omdraaien: u ̞mdrǭu̯ǝn (Tessenderlo), omsteken: o ̝mstę̄ʔǝ (Tessenderlo) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zonder zeil leeg: lēx (Tessenderlo) Zonder zeilen draaien. In l 432 gebeurde dit bij zware storm. [N O, 7k; A 42A, add.] II-3
zonneblinden, jaloezie blaffeturen: blafǝtȳrǝ (Tessenderlo), slagvensters: slax˲vɛ̃nstǝrs (Tessenderlo) Vensterluiken aan de buitenzijde van het raam, bestaande uit stijlen en dorpels die zijn voorzien van richels, waartussen in schuine stand plankjes zijn aangebracht. [N 55, 69; A 23, 18b add; A 46, 11c add.] II-9
zool zool: zōl (Tessenderlo), zǭl (Tessenderlo) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a] I-9, II-10
zool van een schoen zool: zol (Tessenderlo), zool (Tessenderlo), zōͅəl (Tessenderlo), B.v. vrúlliezool, máánszool, mááns hàllef làppe, inlechzoole, binnezoole.  zool (Tessenderlo) De zool van een schoen in het algemeen (welke soorten?) [N 60 (1973)] || Zool (van schoen) [ZND m] || zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolleersoorten croupon: krupǫn (Tessenderlo) Leersoorten die voor de onderzijde van de schoenen worden gebruikt. Volgens de informant van Q 253 werden deze eertijds steeds plantaardig gelooid, terwijl de informant van Q 32 ten aanzien van rindsleer opmerkt dat het meestal met zout gelooid werd. Onder vachelooiing verstaat men looiing van zoolleer door middel van plantaardige extracten in draaiende vaten. [N 60, 2b; N 60, 247] II-10
zoom zoom: zi-jǝm (Tessenderlo), zyjǝm (Tessenderlo), zōm (Tessenderlo) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zóón (Tessenderlo) zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
zuchten zuchten: zøchtə (Tessenderlo, ... ) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigfles tutterfles: tuterfles (Tessenderlo) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)] III-2-2