22613 |
de gaffel toezetten |
de gaffel toezetten:
de gaffel toe (K353p Tessenderlo),
de gaffel toe zetten (K353p Tessenderlo),
de gaffəl toe (K353p Tessenderlo),
de gaffels sluiten:
sluiten
de gaffels slowətən (K353p Tessenderlo),
dikker zetten:
(wərren ze nie dikker gezet) (K353p Tessenderlo)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34142 |
de grond omwoelen |
moren:
morǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c]
I-11
|
32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
treden:
[treden] (K353p Tessenderlo)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22772 |
de helft vragen |
de helft voor mij:
de helft veur mij (K353p Tessenderlo),
geef mij de helft:
géft mij de helft (K353p Tessenderlo),
ik moet de helft hebben:
ik meut de hələft hemme (K353p Tessenderlo)
|
Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
32745 |
de hoeken bewerken |
(de einden) uitmaken:
ø̜tmǭkǝ (K353p Tessenderlo)
|
De trappeleindjes van een wendakker bewerken met de schop (soms met de riek). Voor het hieronder niet gedocumenteerde object van de handeling zie men het vorige lemma. [N 11, 50b add, ; A 33, 6 + 7 + 16 add.]
I-1
|
21420 |
de hort op |
op de brats:
die vrouw is altijd maar op de brats (K353p Tessenderlo)
|
Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)]
III-3-1
|
21416 |
de hort op? |
op brats:
ŏĕp brats (K353p Tessenderlo),
op schop:
ŏĕp schòp (K353p Tessenderlo)
|
op merooi zijn: Kent u een woord: I. ---- (niet thuis zijn, de hort op zijn, vooral van vrouwen) II. andere uitdrukking [DC 43 (1968)]
III-3-1
|
32362 |
de inhoud van een boom schatten |
schatten:
sxa(t)ň (K353p Tessenderlo)
|
Schatten hoeveel paren klompen uit een boom kunnen worden vervaardigd. De schatting vindt plaats aan de hand van de omvang en de lengte van een stam. [N 97, 39]
II-12
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aandoen:
kersen aandoen (K353p Tessenderlo)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitblazen:
ödblaoze (K353p Tessenderlo)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|